In de wachtkamer

Gepubliceerd door Inge Duine op

’Je mag hier je mondkapje afdoen hoor.’
’Ja?’
‘Dat is toch zo, als je zit. Alleen als je rondloopt hoef je je mondkapje op. Die regel geldt ook in het ziekenhuis.’
’Oja.’
‘Ja, al die regels. Het is een toestand.’

Ik kijk naar mijn vader. Hij zucht, pakt z’n telefoon uit z’n jaszak en begint wat te scrollen en te typen. Wordfeud denk ik. Of de NOS-app. Misschien wel Facebook.

’Hoe laat is het?’
’Bijna kwart over vier.’
’Dan hoeven we maar tien minuten te wachten.’
’Ja.’
‘Als je te vroeg komt, krijg je geen bonnetje. Pas een half uur van tevoren krijg je er een.’
’Oja?’
’Dus als je lekker op tijd bent, weet je niet waar je naar toe moet. Kun je beter te laat komen.’

Foto: PxHere

Onze afspraak staat om vier uur. De week begon op maandagochtend kwart voor negen. Deze vrijdagmiddag is de uitslag van de MRI-scan en de biopten die zijn afgenomen.

’Heb je het nou niet warm met die jas aan?’
’Nee.’
’Ik krijg het benauwd als ik naar je kijk. Het is toch veel te warm? Ik heb mijn zomerjas aan gedaan vandaag.’
’O.’
’Ik zou mijn jas uitdoen als ik jou was. Anders heb je er buiten niets meer aan.’

Mijn vader zit met zijn jas aan. Ik ook. Sinds we hier zitten hebben we elkaar niet meer aangekeken of iets tegen elkaar gezegd. Zo hebben we de afgelopen jaren al vaker in een wachtkamer gezeten. In stilte. Ik weet bijna zeker dat mijn moeder zich ook had geërgerd aan de nietszeggendheid van het gesprek achter ons. ’Kan die man niet gewoon zijn mond houden?’ Ik kan het haar bijna horen zeggen.

’Zie je dat? Op dat scherm staat dat de leeuw en de gorilla’s in Blijdorp ook Corona hebben.’
’Echt waar?’
’Ik vraag me af hoe ze dat getest hebben. Blijft zo’n leeuw stil zitten met een wattenstaafje in z’n neus? O, er komt ook een vuurwerkverbod zie ik. Net goed.’
’Nou.’

We weten al dat het hoogstwaarschijnlijk kwaadaardig is. Die hoge PSA-waarde en de onregelmatigheden in de prostaat wijzen daarop. Hoe kwaadaardig het is weten we nog niet. Ik verwacht dat er nog een scan komt om te kijken of het is uitgezaaid. Dat was bij mijn moeder ook altijd zo: als je dacht dat je de uitslag kreeg, moest er toch altijd nog een scan gemaakt worden. En kon je nóg langer wachten.

Foto: PxHere

’Wat ga je nou doen?’
’Even op onderzoek uit. Hoezo?’
’Gewoon.’

Ik hoor wat geschuifel achter me, gevolgd door een paar voetstappen. Dan staat hij voor me, zijn handen op z’n rug. Hij fluit tussen zijn tanden en kijkt wat rond. Ik schat hem in de zeventig. Hij loopt weer terug naar zijn plek, achter ons. Waar zou hij voor komen? Komt hij ook voor een uitslag, een slechtnieuwsgesprek?

’En…?’
’Er staan geen namen op de deuren. Er staat alleen maar op dat het een spreekkamer is en een bordje met bezet of vrij.’
’O.’
’Er is maar een kamer bezet. De rest staat allemaal op vrij. Het duurt wel lang hè.’
’Ja.’
’Straks is het gewoon donker als we naar huis gaan. Het is al half vijf.’

De deur gaat open. Mijn vaders naam, eindelijk. Net voor we de kamer in gaan, kijk ik nog een keer om naar de man. Hij kijkt op z’n horloge, tikt met zijn vingers op de stoel naast hem. Hij zucht.

Hoi 👋
je leest nog steeds!

Een mail ontvangen bij een nieuwe blog?

Ik stuur je geen spam!

Categorieën: praten

0 reacties

Geef een reactie

Avatar plaatshouder

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *