Huilen in het openbaar

Gepubliceerd door Inge Duine op

Ik ging voor een gezellig avondje theater naar Lucht van Elke Vierveijzer. Of nou ja… Lucht gaat over verdriet, angst en rouw. ‘Elke Vierveijzer zingt geen liederen maar knalt ze rechtstreeks je hart in,’ las ik op haar website, ‘een schitterend pleidooi voor het delen van verdriet.’

Interessant, dacht ik. Daar moet ik heen!

Alleen… een potje gaan zitten janken in het theater, tussen alle andere mensen, is dat niet een beetje gek?

Ik weet nog dat mijn vriend en ik jaren geleden naar Simon gingen, een film over een terminale kankerpatiënt. Vlak voordat de zaal open ging, zag ik wel drie mensen met natte wangen naar buiten komen.

Ik hoorde mijn vriend al zuchten – waarom gingen we hier ook alweer heen op onze vrije avond? De hele film zat ik te wachten op Het Moment. En net toen ik dacht ‘was dit het nou?’ kwam die laatste scène: euthanasie vol in beeld. Met dat beeld de nacht in, op naar huis.  

Zo is het gelukkig niet bij Lucht; het liedje ‘cassettebandje’ zit mooi middenin. Terwijl ik naar de tekst luister, over herinneringen aan iemand die je kunt terugspoelen en die daardoor soms wegslijten, dringt mijn eigen cassettebandje zich op, dat van mijn moeder.

Zo scherp als een HD-dvd zie ik de herinneringen van vooral die laatste jaren, maanden, dagen. Hoe ze in de rolstoel zat, in bed lag, wachtend op de dood. De goede herinneringen zijn wazig: de vakanties, de avonden op de bank, de normale dagen – een vertroebeld aquarelletje, zoals Vierveijzer het noemt.

En ook al gaat de voorstelling over hoe het oplucht om je tranen de vrije loop te laten, ik zie mezelf toch zitten, hier in De Kring in Roosendaal. Dus ik hou het in. Mijn hoofd, een dam die met man en macht het water tegenhoudt, explodeert bijna. Nu wil ik het tegenhouden; straks in de auto zet ik wel een zielig muziekje op, dan mag ik leeglopen. Er ontsnapt er maar eentje, die valt op mijn arm.

‘Ik heb snottebellen,’ zou mijn zoontje nu roepen. Zijn neus in de lucht, wachtend tot er een doekje in de buurt komt. Ik probeer mijn neus dus niet op te halen. Zo min mogelijk geluid wil ik maken, zodat niemand het ziet of hoort – gelukkig zit ik alleen in mijn rij.

Als het liedje klaar is, klinkt vanuit de zaal een collectief gesnif, alsof er hier een instant superspreader is. Geen gesnuit of gesnik. Blijkbaar ben ik ik niet de enige wiens dam het niet meer hield. Waarom vind ik het dan toch zo raar, huilen in het openbaar?

Hoi 👋
je leest nog steeds!

Een mail ontvangen bij een nieuwe blog?

Ik stuur je geen spam!

Categorieën: leven

0 reacties

Geef een reactie

Avatar plaatshouder

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *